‘Toughie’ leefde voor het basketbal en zijn familie

Leestijd: circa 9 minuten.

Een kleine jongen nog, kleiner dan zijn meeste leeftijdsgenoten. Een groot nadeel, als hij écht mee wil doen aan het bikkelharde American football, waarbij bomen van tegenstanders genadeloos beuken uitdelen. Maar het mannetje zit wél vol vuur. En hij maakt een enorm vastberaden indruk.

Zo herinnert coach Ray Delong van Lincoln Junior High zich de twaalfjarige Don Boven, als de jongen zich in 1937 aanmeldt voor het footballteam van zijn middelbare school. ‘Het was dat vuur in hem, zeker niet zijn fysieke verschijning, dat mij overhaalde om hem als quarterback de leiding over onze aanval te geven’, vertelt de coach later aan een lokale krant in Kalamazoo, een stadje in de noordelijke staat Michigan. De Groningse grootouders van Don strijken hier begin 1900 neer, samen met onder meer hun tienjarige zoon Thomas, Don’s vader.

Boven 01-2

Boven op de cover van een programmaboekje van de Milwaukee Hawks, tijdens het seizoen 1951-1952. Foto: Brad Sayler.

Drie jaar na de kennismaking met footballcoach Delong is de kleine Don echter een beer van een vent geworden. Hij is doorgeschoten naar 1 meter 93 en weegt tegen de honderd kilo. Toch moet hij het later in de NBA tegenover de vaak nog grotere tegenstanders nog steeds vooral van dat vuur in hem hebben, van zijn vechtersmentaliteit. Niet voor niets staat hij als kind in de buurt al bekend als ‘Toughie’, vertelt hij zijn kinderen later met een glimlach. Omdat hij als jong basketballertje al zo ‘tough’ is. Taai dus, onverzettelijk, gehard. Eigenschappen die onmisbaar blijken tijdens de 195 wedstrijden die hij in de NBA speelt. Want die hebben begin jaren vijftig regelmatig meer weg van illegale bokspartijen dan van ordelijke potjes basketbal.

Taai en onverzettelijk moeten ook de grootouders en ouders van Don geweest zijn. In 1903 laten zijn grootouders Thomas en Aaltje Boven het Groningse Midwolda voorgoed achter zich. Dat lees ik in het boek over hun familiegeschiedenis dat ik in de Groninger Archieven vind, in de binnenstad van Groningen. Een boek waar Don’s familie zelf het bestaan niet van blijkt te weten.

Melk en honing

Samen met negen van hun veertien kinderen, waaronder dus Don’s vader, vertrekken Thomas en Aaltje naar Amerika. Over de redenen van hun emigratie is niets bekend. Het Oost-Groningse platteland, waar de armste gezinnen rond die tijd nog samen met het vee in plaggenhutten wonen, wordt aan het einde van de negentiende eeuw echter hard getroffen door een Europese landbouwcrisis. Ironisch genoeg is het Amerikaans graan dat de Europese markt overspoelt. Mechanisatie van de landbouw zorgt sowieso al voor groeiende werkloosheid onder arbeiders. Tegelijkertijd wordt Michigan – Kalamazoo in het bijzonder – als het land van melk en honing afgeschilderd, waar een enorme behoefte bestaat aan land- en fabrieksarbeiders.

In het najaar van 1903, na een boottocht van enkele weken, komen de Bovens met hun negen kinderen aan op Ellis Island, in de haven van New York. Vanaf het schip kijken de Groningers uit over het imposante Manhattan met zijn wolkenkrabbers en vergapen zij zich aan het vrijheidsbeeld. De twaalfjarige Okko is zelfs zo opgewonden dat zijn houten klomp bij het verlaten van het schip in het water van de Hudson belandt.

Teruggestuurd

Verderop, in de aankomsthal waar miljoenen nieuwkomers Amerika zijn binnengekomen, wordt tijdens de strenge medische controles bij vader Boven echter een oogaandoening vastgesteld. Hij mag Amerika niet in. De Bovens krijgen te horen dat hij op een boot terug naar Nederland wordt gezet, desnoods met het hele gezin. Het paar besluit echter dat Aaltje en de kinderen in Amerika blijven. Zes maanden later lukt het vader Thomas gelukkig alsnog om Amerika binnen te komen.

In Kalamazoo, 800 kilometer landinwaarts, treffen de Bovens veel landgenoten en zelfs flink wat oud-dorpsgenoten. De eerste aanblik van de stad is echter een tegenvaller. Het is geen land van melk en honing maar vooral een industriestad vol papierfabrieken, rokende schoorstenen en windmolens. De meeste Nederlanders storten er zich op de teelt van selderij, waar de streek dankzij hen lang om bekendstaat. Thomas en later zijn zoons werken eerst lange tijd als fabrieksarbeiders en het gezin leeft tijdens hun beginjaren in Amerika in grote armoede.

Uiteindelijk vindt Don’s vader een baantje als vrachtwagenchauffeur. Hij trouwt met Jessie Knapper, de dochter van Groningse immigranten uit Beerta, die eveneens in Groningen geboren is. In de jaren twintig krijgt het stel vier zoons. Don, de een na oudste, is altijd aan het sporten. Of het nu een mooie zomermiddag is of keihard vriest.

Terwijl de Bovens de ene (landbouw)crisis ontvlucht lijken te hebben, slaat in de jaren dertig de Grote Depressie keihard toe in Amerika. Drie keer moet het jonge gezin wegens financiële problemen hun huis achterlaten. Om wat extra geld in het laatje te brengen gaat tiener Don, zodra hij sterk genoeg is om kratten te sjouwen, bij hetzelfde bedrijf als zijn vader aan de slag, eveneens als vrachtwagenchauffeur. Op zaterdagen loopt hij eerst naar zijn werk, dan naar het footballstadion en na de wedstrijd loopt hij weer naar huis. Een auto kan het gezin zich nog niet veroorloven. Van zijn loon als profbasketballer doet hij later zijn ouders hun eerste auto cadeau, en hun eerste tv.

Spelerskaart van Don Boven, foto van een papieren versie. Bron: Scott Boven.

In de resterende vrije tijd, naast school en werk, is hij steevast aan het sporten. In de winter draagt hij desnoods handschoenen en warmen hij en zijn vrienden tussendoor steeds hun handen boven een stoof, om maar te kunnen basketballen. Wat betreft zijn interesse in sport staat Don alleen binnen het gezin. Maar de vechtersmentaliteit en het doorzettingsvermogen die hem tot in de NBA brengen krijgt hij met de paplepel ingegoten. Als kleine jongen komt hij op een dag huilend thuis omdat de grotere kinderen hem de bal niet toespelen. Moeder Jessie stuurt hem meteen weer terug de straat op: ‘Dan zorg je er maar voor dat je die bal wel krijgt!’ Aan haar kleinkinderen vertelt ze later dat het sluimerende competitieve karakter van haar zoon door dit ene moment definitief wakker geschud lijkt.

Oorlog

Don staat in 1943 op het punt om zich aan te melden bij de universiteit van Western Michigan. Zijn weg naar een bestaan als professioneel basketballer wordt echter ruw onderbroken door de Tweede Wereldoorlog. Uit liefde voor zijn land, maar ook omdat hij weet dat hij waarschijnlijk op een gegeven moment toch wordt opgeroepen, meldt hij zich bij het leger.

Met het Amerikaanse Derde Leger maakt hij in juni 1944 de overtocht naar het continent waar zijn ouders vandaan komen. Twee dagen na D-Day landt hij op Omaha Beach in Normandië en enkele maanden later bevindt hij zich middenin de beruchte Slag om de Ardennen. Tienduizenden soldaten komen om. Net als in Kalamazoo, tijdens het basketballen, laat Don zich niet afschrikken door de enorme sneeuw en strenge vorst. De nachten brengt hij door onder een truck, weggedoken in twee slaapzakken.

Met zijn kinderen praat Don later slechts in algemene termen over wat hij meemaakt, al vertelt hij in 2007 in de Kalamazoo Gazette dat de dode soldaten een onuitwisbare indruk op hem maakten. Films over de Tweede Wereldoorlog hoeft hij niet te zien. ‘Die bevatten veel te veel glamour’.

Dat geldt, in tegenstelling tot de huidige NBA, echter niet voor de basketbalwereld waar hij na afloop van zijn universitaire studie in belandt. Zowel professionele honkbal-, football- als basketbalteams dingen in 1946, na afloop van zijn studietijd, naar zijn diensten. Als basketballer verbreekt hij meerdere records van zijn universiteit en hij komt bekend te staan om zijn mentaliteit. ‘Don is een speler die vecht om te winnen en verliezen doet hem pijn, zelfs nadat de wedstrijd allang afgelopen is’, schrijft de Kalamazoo Gazette in 1947. En dat merken zijn teamgenoten, waarvan er vele net als hij Nederlandse wortels hebben. In de wedstrijdverslagen uit die tijd passeren  namen als Post, Van Dis en Formsma de revue. Michigan en het nabijgelegen Grand Rapids in het bijzonder vormen namelijk het centrum van de Nederlandse immigratie in Amerika.

Ondanks een aanbod van onder meer het beroemde honkbalteam de Chicago White Sox kiest hij uiteindelijk voor de NBA, waar hij terechtkomt bij de Waterloo Hawks, zevenhonderd kilometer ten westen van Kalamazoo. Aan de andere kant van de machtige Mississippi dus, die Amerika van noord naar zuid doorklieft.

Bleekjes

De omstandigheden voor topbasketballers zijn dan nog verre van ideaal. Aan medische begeleiding en voedingsadvies doet men nauwelijks en goede basketbalschoenen zijn er nog niet. Mede daardoor breekt Don al tijdens zijn universiteitsperiode beide enkels en moet hij op later leeftijd beide kniegewrichten en heupen laten vervangen, waardoor hij in de laatste fase van zijn leven soms wat moeilijk loopt. Na afloop van de uitputtende basketbalseizoenen loopt Don er volgens zijn vrouw Charlotte dun, bleekjes en moe bij. Wedstrijden ontaarden daarnaast regelmatig in ordinaire matpartijen. Ruig spel is in die tijd nog breed geaccepteerd en goed opgeleide scheidsrechters zijn zeldzaam. Het reizen naar andere, verre steden gaat meestal per openbaar vervoer of met de auto, in plaats van met het vliegtuig. ‘Mijn vader vertelde ooit dat hij en zijn teamgenoten regelmatig zongen over het feit dat ze weer eens afhankelijk waren van de simpele, oude trein’, vertelt zijn dochter Mary. ‘Dan zongen ze gekscherend: We will be riding on the plane… Yeah, the plain old train!’

De Waterloo Hawks verliezen in het seizoen 1949-1950, Don’s eerste jaar in de NBA, meer wedstrijden dan ze winnen en missen daardoor de playoffs. Het seizoen vormt voor hem persoonlijk wel meteen een hoogtepunt. Don maakt gemiddeld meer dan tien punten per wedstrijd, het hoogste gemiddelde van zijn loopbaan. Ondanks zijn bescheiden lengte verdedigt hij, puur op mentaliteit en kracht, vaak de grootste tegenstanders en hij wordt gekroond tot meest waardevolle speler van de Hawks tijdens dat seizoen.

Record

Het seizoen erna spelen de Hawks in een concurrerende, semi-professionele competitie, met onder meer de Sheboygan Redskins van voorzitter en halve Nederlander Magnus Brinkman. Het team verhuist vervolgens naar Milwaukee en in het seizoen 1951-1952 zet Don met zijn harde spel een NBA-record dat tot op de dag van vandaag staat. Zes wedstrijden achter elkaar maakt hij het maximale aantal fouten tegen tegenstanders, zodat hij van de scheidsrechters de kleedkamer mag opzoeken. In 2007 wordt dat record bijna geëvenaard door de wat onhandige mastodont Shaquille O’Neal (2,16 meter, bijna 150 kilo) van de Miami Heat. Maar met nog één fout te gaan wordt Shaq snel door zijn coach gewisseld, als deze gewezen wordt op het dubieuze record van Don. Dat record dankt Don onder meer aan het feit dat hij zo nu en dan bewust het veld in wordt gestuurd om lastige tegenstanders even hard aan te pakken.

Tijdens zijn derde en laatste seizoen als professional, in 1952 en1953, speelt Don voor drie verschillende teams. De Hawks ruilen hem tegen spelers van de Baltimore Bullets. Al na 23 wedstrijden moet hij terug naar het noorden, naar de Fort Wayne Pistons in het basketbalgekke Indiana. Daar, niet ver van zijn ouderlijk huis in Kalamazoo, beleeft de inmiddels 28-jarige Don het tweede sportieve hoogtepunt én tevens het eindpunt van zijn NBA-loopbaan. Zijn Pistons dringen door tot de halve finale van de NBA. Daar wachten echter de Minnaepolis Lakers met in hun midden de eerste grote ster (letterlijk en figuurlijk) van de NBA, de 2,08 meter lange George Mikan. Die staat er net als Don om bekend dat hij er niet voor terugdeinst om zijn scherpe ellebogen in de strijd te gooien. Onder aanvoering van de bijna niet te verdedigen Mikan verslaan de Lakers Don’s Pistons, waarna ze doorstomen naar het kampioenschap.

Don Boven op hoge leeftijd in een bewaard sportjasje van de Waterloo Hawks, uit circa 1950. Foto: Scott Boven.

In het voorjaar van 1953, amper drie weken nadat het laatste fluitsignaal klinkt, trouwt Don met Charlotte Kniese, die hij leert kennen bij Western Michigan. Een dochter van Duitse immigranten die onder meer verre Nederlandse wortels hebben. Het getrouwde stel laat vlakbij de campus van Western Michigan, waar Don eerder al studeerde en nu ook gaat werken, een huis bouwen. Ze krijgen begin jaren vijftig drie kinderen: dochter Barb, zoon Scott en nog een dochter, Mary. Vooral Scott haalt met veel plezier en trots de nodige verhalen op, als ik hem via email benader over zijn in 2011 overleden vader.

Bij Western Michigan, waar Don enkele jaren later een opleiding op het gebied van onderwijs en sport afmaakt, wordt hij sportinstructeur. Tennis, voetbal, golf, bowlen, zeilen; voor vrijwel alle sporten kunnen studenten bij hem terecht. In de zomermaanden speelt hij honkbal voor het bedrijfsteam van de Sutherland Paper Company, waar hij ook wat bijverdient als productiemedewerker. Zijn grote liefde blijft echter het basketbal. Als assistent-coach van het heren-basketbalteam van de universiteit neemt hij in 1958 het stokje over van de hoofdcoach. Tijdens de twaalf seizoenen waarin Don de leiding heeft wint zijn team slechts zo’n veertig procent van zijn wedstrijden. Onder meer doordat hij ervoor zorgt dat zijn team ingedeeld wordt met de beste teams die in de regio te vinden zijn, zodat zijn spelers echt op de proef gesteld worden.

Huidskleur

Tijdens zijn korte NBA-loopbaan maakt Don mee dat de eerste gekleurde Amerikanen hun intrede in de NBA doen. Mondjesmaat, dat wel. Van zijn achttien teamgenoten bij de Milwaukee Hawks is Bob Wilson begin jaren vijftig de enige gekleurde speler. Hoewel de spelers onderling nauwelijks moeite hebben met verschillen in huidskleur geldt dat niet voor veel toeschouwers en clubeigenaren. Als universiteitscoach heeft Don daar echter lak aan. Hij neemt net zo lief witte als donkere spelers aan. Een van hen, Manny Newsome, stuurt hem in 2000 een kaartje voor zijn 75e verjaardag. ‘Ik zal nooit vergeten hoe u ons leerde om op een goede manier met elkaar om te gaan’, schrijft hij. ‘Terwijl sommigen van ons uit de upper class kwamen en anderen uit de lower class, en de een blank was en de ander zwart.’

Diepgaande interesse in de wortels van zijn eigen familie en het geboorteland van zijn ouders heeft Don niet. Hij voelt zich bovenal Amerikaan. Zelfs zijn ouders keren nooit terug naar hun Groningse geboortegrond. Hun Nederlandse afkomst blijft echter als een dunne rode draad door hun leven lopen. Begin jaren zestig bezoeken ze een reünie van alle Bovens die in de loop der jaren naar Amerika trokken. Don en vooral zijn moeder Jessie houden er ook van om Nederlandse woorden te blijven gebruiken. Haar kleinzoon Scott noemt ze ‘boyke’ en als Scott zijn kamer moet opruimen zegt Don dat het er ‘eenzooitje’ is. Jessie werkt daarnaast een tijdlang voor de Boonzaaijer Bakery, een lokale Nederlandse bakkerij waarvan de oorsprong meer dan honderd jaar teruggaat. En de ‘oly kuchen’ die zij bakt zijn eigenlijk onvervalste Nederland oliebollen.

Pretty Lake

In 1985, na 32 jaar trouwe dienst bij de universiteit, gaat Don met pensioen. Het stel woont inmiddels in een huis aan Pretty Lake, een klein meer vlak buiten Kalamazoo. Wonen aan een meer, daar droomde Don namelijk van. Het huis staat op een heuveltop, met een schitterend uitzicht over de omgeving.

In 2004 speelt de bijna tachtigjarige Don nog een wedstrijd met zijn oude maatjes van de Waterloo Hawks. De NBA volgt hij op latere leeftijd niet meer nauwgezet. Wat hij wel aandachtig volgt is een geschil tussen de NBA en een groep spelers uit de jaren veertig en vijftig. Tientallen van hen die nog in leven zijn, waaronder zijn oude tegenstander George Mikan, hebben zich verenigd in hun strijd om aanspraak te maken op een pensioen van de NBA. Juist veel van deze kerels, die de weg vrijmaakten voor de miljonairs van vandaag de dag, krijgen geen pensioen omdat ze minder dan vijf seizoenen in de NBA speelden.

Uiteindelijk besluit de NBA echter om Don en de andere nog in leven zijnde pioniers van een kleine pensioenbijdrage te voorzien. Don ziet het als een verdiend teken van respect voor die mannen van het eerste uur, die de basis legden voor de groeiende populariteit van de NBA. Hij spendeert het aan wat klussen in hun huis aan het meer. Met het resterende bedrag huurt hij een paar jaar achter elkaar een weekend lang enkele appartementen in een resort middenin de natuur van Noord-Michigan, voor zijn vrouw en hemzelf, de kinderen en de kleinkinderen. Zo nu en dan heeft hij tijdens die weekenden een binnenpretje, vertelt zoon Scott. Als familieleden vragen waarom hij grinnikt, zegt hij glimlachend: ‘NBA!’

In 2011, minder dan een jaar na het overlijden van Charlotte, overlijdt Don. Hij is dan 86 jaar. Basketbal was voor hem ‘The thrill of his life’, aldus zijn dochter Barb. Of het nu het basketballen op straat was, als kind, of de kansen die hij kreeg in de NBA en als coach bij Western Michigan. Basketbal en zijn gezin en familie namen een bijzondere plek in zijn hart in. Een zeldzame aandoening is er de oorzaak van dat dat uitzonderlijk grote, sterke hart het uiteindelijk begeeft. Het hart van die kleine maar zo vastberaden Toughy.