Wat vertel je zo’n nieuwsgierige journalist wel, als hij je blijkbaar na heel veel speurwerk eindelijk ergens in Amerika gevonden heeft, en wat niet? Wat vind je te persoonlijk, te privé om zelfs met mensen in het verre Holland te delen?
Wat er wat dat betreft in hen omgaat weet ik nauwelijks. Daarvoor is contact via e-mail en zelfs telefonisch meestal te oppervlakkig, te onpersoonlijk. Ik zou ze eigenlijk allemaal willen ontmoeten, die broers, zussen, kinderen, kleinkinderen en oud-teamgenoten van de hele en halve Nederlanders die ooit rondliepen in de Amerikaanse NBA.
Neem nu Don Boven, een kind van Groningse immigranten. Boeiend natuurlijk, die verhalen over zijn belevenissen in de NBA van begin jaren vijftig. Wanneer zwarte spelers nog op een hand te tellen zijn terwijl zij tegenwoordig het basketbal domineren. Interessant ook, dat hij vervolgens als coach van de universiteit van Western Michigan lak heeft aan de rassenscheiding in Amerika. Maar dat zijn vaders eerste huwelijk al tijdens zijn korte spelersloopbaan strandt, dat vertelt zijn zoon mij niet. Het gevolg van het feit dat hij nauwelijks thuis is, als professioneel basketballer? Of is er wat anders aan de hand?
Wat vertel je zo’n journalist wel, en wat vertel je hem niet? En wat kom ik dus wel en niet te weten over de levensloop van de figuren die straks centraal staan in mijn boek?
Hank Beenders (met bal), als speler van Long Island University, in 1940 (foto: New York Times)
Het hangt er ook maar vanaf wie je spreekt. Bijvoorbeeld over Hank Beenders, die in 1924 als achtjarig mannetje naar Amerika emigreert. In 1946 maakt hij als speler van de Providence Steamrollers het ontstaan van de NBA mee. ‘Een rustige, vriendelijke man. Niet iemand die op de voorgrond trad, maar die een grote wil had om te winnen.’ Zo omschrijven zijn kinderen hem althans. In een krantenartikel uit 1946 wordt hij omschreven als ‘flegmatisch’. Was het nu gewoon een rustige, stabiele man? Of liet hij bij het irritante af niets van zijn emoties zien, en was hij voor zijn teamgenoten en coach niet te peilen? En viel er tijdens de lange treinritten geen lol met hem te beleven, als de rest onder het genot van een biertje aan het kaarten was?
Dankzij de talloze gesprekken, vele e-mails en grondig speurwerk in Amerikaanse krantenarchieven en Amerikaanse en Nederlandse bevolkingsregisters kom ik een heel eind. Dat wil zeggen: die vijftien hele en halve Nederlanders die in de NBA rondliepen, lang voordat moderne profs als Rik Smits (in 1988) de oversteek waagden, komen in mijn boek tot leven. Weet ik straks, als het boek af is, alles van hen? Natuurlijk niet. Maar dat maakt hun levensverhalen, die nu in ieder geval voor het eerst opgetekend worden, niet minder boeiend.
Lees hier een kort portret van Beenders. Zijn uitgebreide levensverhaal verschijnt in mijn boek.
Wil je op de hoogte blijven van nieuwe artikelen op mijn blog? Meld je dan aan!